1ste helft 1ste eeuw na Christus
Hier vinden we de oudste sporen van bewoning: namelijk scherven van terra-sigillata-aardewerk van de pottenbakkers Murranus ( 1ste helft 1ste eeuw na Christus) en Malliacus en Uxopillus (eind 1ste eeuw na Christus).
Terra-sigillata is roodglanzend luxeaardewerk uit het zuiden en midden van Frankrijk. Dikwijls werd de naam van pottenbakker gestempeld op de bodem van het aardewerk. Daarnaast werden ook plaatselijk gevormde kookpotten (niet op de draaischijf) uit dezelfde periode gevonden. Dit wijst reeds op bewoning in het begin van onze jaartelling.
Daarnaast werden ook zilveren denari (een Romeinse munteenheid) gevonden uit de 1ste eeuw na Ch. Algemeen wordt aangenomen dat de plaatselijke bevolking behoorde tot de stam der Menapiers, een volk met invloeden van de Keltische cultuur. Julius Caesar sprak over die verschillende stammen als de Belgae; volgens hem waren het de dapperste de Galliërs. En dus was hij nog dapperder want hij had ze verslagen.
Sporen van Romeinse aanwezigheid na de 3de eeuw zijn eerder zeldzaam. Het is wachten op de 13de eeuw met de vondst van kookpotten en ander aardewerk. Vanaf dan vinden we sporen van ononderbroken bewoning op de site van het Kapittel.
1761
Uit het archief van notaris Yves Courtens halen we dat ‘Le Chapitre’ sinds 1761 in handen is gekomen van de familie Ghesquière.
1779
In een lijst die door het stadsbestuur werd opgemaakt in opdracht van ‘haere Majesteyt’ lezen we : ‘de weduwe Augustin van Staen herberghierege in ‘het Nieuw St Joris’ eertyden ghenaemt het Capittel, in de Hoeyvaertstraete.’ De naamsverandering zal waarschijnlijk liggen bij het feit dat de schuttersgilde ‘St Joris’ er toen zijn lokaal had.
1802
Een volgende belangrijke akte: 4 Pluviose an X = 24-01-1802.
Voor notaris Carolus Josephus Forrest , is verschenen Pieter Joannes Ghesquiere (= meerderjarige zoon van wijlent Pieter Joannes en Marie Jacoba Ghijselen) . Hij verkoopt !! aan Carolus Josephus Bossaert, meester-brouwer, wonende in Wervik, een huys van twee stagien ter ussantie van herberge genaemd het nieuw Sint-Jooris dienende voor Gild-hof aende Confrerie van den heilighe Georgius met alle de annexe édificien en doel huijsen alsmede omtrent de vijfendertig persen vier en veertig mêtres vier honderd roeden erfve daer mede gaende…. Gestaen ende gelegen binnen dese voornomde Stad in de oijvaertstraete.
Momenteel wordt de herberg en de doelhuizen verhuurd aan Petrus Thermote, voor de prijs van twintig ponden grooten vlaemsch courant . De rest van het erf wordt verhuurd aan Emmanuel Carton (opmerking: waarschijnlijk gebruikt als “groenselhof), voor de prijs van zestien guldens per jaar.
De verkooprijs bedroeg 1000 Franse kroonstukken van 6 livres tournois.
Wat lezen we hier: Pieter Joannes Ghesquiere jr., intussen meerderjarig geworden, verkoop de herberg, die uitgebaat wordt door Petrus Thermote, aan de Wervikse brouwer Carolus Bossaert.
1811
Volgende akte: 28-05-1811
Voor notaris Marc Ives Courtens verschenen Frederic en Charles Ghesquiere, Leon Clement en Sophie Ghesquiere, Lievin Hovyn en Lucie Ghesquiere…….Het betreft een verdeling van de nalatenschap van de moeder van bovenvermelde Ghesquieres. Hieruit blijkt dat Godefroy Persegaele, zeepzieder in Wervik (Opmerking :hij was zeepzieder en leerlooier in de Leiestraat, ongeveer waar nu restaurant De Waterkant is), bepaalde financiële verplichtingen heeft op Le Cabaret le Chapitre. Hij was waarschijnlijk wel niet de eigenaar ervan.
Wat lezen we hier. In 1811 wordt niet meer gesproken van het Nieuw Sint-Joris, wel van le Chapitre.
Waarom ?? Het kan zijn dat er verwarring was met le vieux Saint-Georges. In een akte van 01-02-1812 wordt de herberg Le Vieux St-Georges verhuurd. Toch denk ik dat de schutters in het Kapittel gebleven zijn. Er is daar veel meer plaats.
Oorspronkelijk (vermeldingen in 1414 – 1508 – 1540 – 1588 – 1614 – 1665) waren de handboogschutters ( de staelen boghe) wel degelijk actief in het Oud Sint-Joris. Dit terzijde.
Bouwkundige waarde
Volgens de Provinciale Commissie voor Monumenten en Landschappen moet de kern van het gebouw minstens uit de eerste helft van de 17de eeuw dateren.
De voorgevel kreeg zijn huidige, grotendeels neo-uitzicht rond de laatste eeuwwisseling of misschien zelfs na de Eerste Wereldoorlog. In de vensteropeningen werd een zware kruisvormige verdeling geplaatst ter vervanging van de houten ramen van het 19de-eeuwse type. Ook het portiek moet in deze periode zijn aangebracht : een uitstekende bakstenen omlijsting onder de mijtervormige waterlijst met topstuk. De spitsboog is boven het kalf in gedeeld met zwaar maaswerk. Authentiek in deze gevel lijkt de verdeling van de bovenverdieping in vier rondboognissen met waterlijst. De oorspronkelijke verankering van rechts ankers werd versterkt door kleine gekrulde ankers.